Door Thea Derks
Muziektheater voor een breed publiek
Onze agenda’s laten zich maar moeizaam op elkaar afstemmen. Noodgedwongen spreek ik Ekaterina Levental in haar auto, via de mobiele telefoon. Het is 11 uur ’s ochtends. Zij is met partner, regisseur en allround multimediaman Chris Koolmees onderweg. Hij stuurt, zij praat. Samen met hun eigen LEKS Compagnie maken zij compact muziektheater voor een breed publiek, op de meest uiteenlopende locaties. Vandaag presenteren ze De Grens op twee verschillende podia: ‘s middags een besloten voorstelling in een privé-zaaltje in Den Bosch, ‘s avonds een uitvoering voor de bezoekers van Het Graalhuis in Utrecht.
Het drukke schema is tekenend voor de gretigheid waarmee Levental het podium bestijgt. Een gewoon mens vraagt zich af hoe ze het volhoudt, al die verschillende producties en het vele reizen. ‘Simpelweg door er ontzettend van te houden’, antwoordt ze enthousiast. ‘Het is mijn grote passie op het toneel te staan, ik haal er zóveel voldoening uit: dit is wie ik ben!’ Het maakt haar niet uit of ze in een grote schouwburg, een gerenommeerde concertzaal, een bescheiden dorpshuis of iemands woonkamer staat. Als ze haar boodschap maar kan uitdragen, van mens tot mens. ‘Ik wil communiceren, mensen uit hun comfortzone trekken, hen ontroeren met gevoelens die ze niet eerder in zichzelf hadden ontdekt.’
Daartoe put ze dankbaar uit haar eigen leven. De Grens is het tweede deel van een trilogie, die in 2015 begon met De Weg en vier jaar later werd afgesloten met Schoppenvrouw. Zij kwam in 1993 als 16-jarige vluchteling vanuit Oezbekistan naar Nederland, waar zij zich met bewonderenswaardig doorzettingsvermogen heeft ontwikkeld tot een veel gevraagde operazangeres en harpiste. Ze zong onder andere bij De Nationale Opera, LOD Gent en in het Holland Festival. Samen met Eva Tebbe vormt ze het harpduo Bilitis waarmee ze inmiddels drie succesvolle cd’s uitbracht.
Op een gegeven moment realiseerde ze zich dat ze meer in haar mars heeft dan enkel andermans werk uitvoeren. ‘Dat kwam door een samenloop van omstandigheden’, memoreert Levental. ‘Ik leerde Chris kennen tijdens een productie van de liederencyclus Pierrot lunaire van Arnold Schönberg. Het klikte meteen en we besloten samen een voorstelling te maken in de sfeer van Jean Cocteau. Het was een ambitieuze productie met drie harpen en kermisachtige toestanden op een groot toneel. We kregen dat stuk echter niet verkocht en uiteindelijk hebben we het maar vier keer gespeeld.’
Dat was weliswaar teleurstellend, maar de zoektocht op zich was euforisch, zegt Levental: ‘We wisten dat we samen iets konden maken, wat we altijd al gewild hadden: Chris kan regisseren, schrijven en vormgeven, ik kan uitvoeren.’ Ze gooiden het roer totaal om: ‘We besloten iets te maken wat dicht bij de maatschappij staat, actueel is en klein, zodat het in alle denkbare verschijningsvormen kan worden uitgevoerd. – Met licht, zonder licht, in grote zalen, kleine zalen, tussen de schuifdeuren. Zo omzeilen we het probleem ooit nog een onverkoopbaar product te maken.’
Van verschoppeling tot theatermaker
Maatschappelijk relevant en actueel is haar eigen levensgeschiedenis beslist. ‘Die is authentiek, iets van mij persoonlijk. We wilden aan de luisteraar laten zien: dit ben ik! Ik zing dan wel opera, de hoogst denkbare Europese kunstvorm, maar let op: dáár kom ik vandaan. Mijn identiteit als operazangeres staat naast die van mijn achtergrond als vluchteling. Ik kom van helemaal onderaf de maatschappij, had niet eens het recht om hier te zijn, was nog minder dan een junk.’
‘Elk mens heeft zoveel meer lagen dan je op het eerste oog ziet. Dat inzicht kan ik als operazangeres overbrengen. Ik voelde de innerlijke noodzaak om dit aan de wereld te tonen. Opeens begreep ik dat opera er rijker van wordt als je ook de lelijkheid van het leven toont, want pas dan ontstaat de ultieme schoonheid. Het is een spiegel voor iedereen.’
Een jaar lang werkten ze aan De Weg, waarin Levental haar eigen levensverhaal vertelt. ‘Ik schreef teksten, die Chris bewerkte. Hij is een geweldige dramaturg die precies weet wat wel en niet werkt op het toneel. Toen het libretto klaar was hebben we een maand in een studio in de Achterhoek gerepeteerd om de voorstelling ook scenisch en qua belichting uit te werken. Dat het zo’n succes zou worden konden we niet bevroeden, dat is een cadeau.’
Ook deze bescheidenheid is kenmerkend voor Levental, want het is schier onmogelijk niet meegesleept te worden door haar intense voordracht, gloedvolle zang en dito harpspel. Moederziel alleen staat ze in De Weg op het toneel. Maar vanaf zin één trekt ze je onherroepelijk de voorstelling in en houdt je ruim een uur lang aan je stoel gekluisterd. Soms wil je daarin diep weg kruipen van plaatsvervangende schaamte en ontzetting. Haar leven ging bepaald niet over rozen. En dat is een stevig eufemisme. Maar, hoe schrijnend en mensonterend de situaties die ze beschrijft ook zijn, nooit wordt haar toon bitter of verongelijkt, er is zelfs ruimte voor humor.
Stem vanuit de verte
Ze zit voor een immense wereldkaart, waarop een plaatsnaam is geprikt: ‘Tasjkent’. Vanuit de speakers klinkt een Russisch lied, dat Levental overneemt op haar harp: ‘Ik hoor een stem vanuit de verte, die mij zegt te vertrekken, ver weg van alles hier waarvan ik houd….’ Ze vertelt hoe ze opgroeide in de hoofdstad van Oezbekistan, ‘het mooiste, beste en grootste land dat er op aarde is….’. Oma echter kwam uit Oekraïne. ‘Ze woonde in Tsjernovtsi, de enige plaats waar Joden zich permanent mochten vestigen.’ Bam, de eerste dreun hebben we binnen.
Ze prikt het betreffende naambordje op de kaart – duizenden kilometers westwaarts – en neemt een koffer ter hand. Oma vluchtte in 1939 vanwege de hongersnood naar Tasjkent. Trots kijkt Levental het publiek in: ‘Zij was een echte heldin.’ Oma is opofferingsgezind en vrijgevig. Als ook Tasjkent overspoeld wordt door vluchtelingen en het brood opraakt, weet zij altijd eten te vinden. Zij deelt dit met haar familie én de migranten, die zij bovendien onderdak biedt in haar nederige stulpje. ‘Mijn oma was echt een heldin!’, herhaalt Levental nog eens.
In de voorstelling verhaalt ze gelukzalig over haar kindertijd in het kleine appartement waar ze een kamer deelt met oma. Haar drie jongere broertjes slapen bij de ouders in het naastgelegen vertrek. Moeder is pianolerares, vader is fluitist in het ballet- en operaorkest. Ze gaat vaak mee en zit tijdens uitvoeringen naast de harpiste in de orkestbak. Daar wordt haar liefde voor harp en opera geboren. ‘Die plek had ik enerzijds zelf gekozen omdat ik de harp zo’n magisch instrument vond, maar anderzijds was het ook praktisch: alleen daar kon het publiek mij niet zien.’
Een opmerkelijke uitspraak in De Weg is dat opera haar toont ‘hoe het echte leven is, niet zoals dat van mij’. Opera is toch bij uitstek een fantasiewereld? ‘Niet voor mij’, lacht Levental, ‘ik zag die als ideaal. De harp vormde voor mij de fysieke verbinding met het lelijke leven van alledag. In ons appartement was alles kapot, zelfs de tv deed het niet, de gang stond vol met troep.’
Sterven voor de liefde
‘s Avonds kijkt ze uit het raam en hoopt net als Assepoester door een prins op het witte paard gered te worden uit haar armelijke omstandigheden. Ze snakt naar de ware liefde, die je ‘maar een keer in je leven kent’ en die ze zal volgen ‘tot in de dood’. In De Weg geeft ze een verzengende vertolking van de aria waarmee Aida haar geliefde Radames volgt in diens tombe. Vanwaar die fascinatie voor de dood? ‘Dat zijn vaak de mooiste momenten in opera. Voor mij was het een symbool voor schoonheid: het ultieme wat je in je leven kunt bereiken. Volstrekt romantisch en weinig feministisch, nu kijk ik daar wat anders tegenaan.’
Haar droomwereld werd wreed verstoord door het opkomende antisemitisme, dat vader doet besluiten met zijn gezin het land te ontvluchten. Levental: ‘Gorbatsjov kwam aan de macht. Hij bedoelde het goed, maar economisch was hij een ramp. Er ontstonden tekorten aan alle eerste levensbehoeften; brood en melk waren alleen nog op de zwarte markt verkrijgbaar. Dit leidde tot een wij/zij denken waarin de Oezbeken ons als ongewenste buitenstaanders gingen beschouwen.’
Haar ouders worden zwijgzaam, maar dan komt de verlossende brief: ze mogen uitreizen naar Israël. Het wordt een desillusie. In het eerste land waar ze een veilig heenkomen zoeken worden ze als minderwaardige sujetten uitgekotst. Dan maar naar Moskou. Daar worden ze van hun laatste beetje geld beroofd. Zweden dan? Nog meer vernederingen volgen. Als laatste strohalm kiest vader voor Nederland. ‘Hij was een fervent amateurhistoricus en was ervan overtuigd geraakt dat daar tolerante mensen woonden.’
‘We are refugees’
Na een moeizame treintocht arriveren ze uiteindelijk in Amsterdam. Ekaterina is de enige die een beetje Engels spreekt. ‘We are refugees,’ stamelt ze verlegen tegen een agent in een politiebureau op de Wallen. Hij knielt voor haar neer en vraagt: ‘Are you hungry?’ – Eindelijk hebben zij hun nieuwe vaderland gevonden.
‘Nu begint mijn geluk’, zingt Levental in De Weg. De werkelijkheid was minder rooskleurig. ‘Mijn oma moesten we tijdens onze vlucht in Boedapest achterlaten, mijn vader stierf kort nadat we onze verblijfsvergunning hadden gekregen.’ Juist daarom is het zo belangrijk dat mensen haar boodschap horen, benadrukt Levental, die zojuist haar bestemming heeft bereikt: ‘We moeten leren naar elkaar te luisteren voor we oordelen.’